Auteur: Sjoerd Slagter
Deel artikel
Over de rol van de toegepast filosoof in organisaties

Een nieuw vocabulaire in de bestuurskamers

29 okt 2021 - We begrijpen niets van de politiek van de laatste decennia als we het vraagstuk van het klimaat niet centraal stellen. Dat is de prikkelende stelling van de Franse filosoof Bruno Latour. Volgens Latour hebben we een nieuw vocabulaire nodig om de uitdagingen van deze tijd succesvol aan te kunnen. Het is de taak van de toegepast filosoof ervoor te zorgen dat het nieuwe vocabulaire ingang vindt in de bestuurskamers van nationale en internationale organisaties.

Welke politiek moeten we bedrijven nu de aarde ons ingrijpen in klimaat en leefomgeving beantwoordt met een stijgende zeespiegel, warmterecords en dijken die breken? Welke keuzes moeten beleidsmakers maken nu het er op lijkt dat de aarde niet passief en inert is, maar - in de terminologie van Latour -  opstandig is en terugslaat? Voor de bewoners van het Antropoceen, het geologische tijdvak van de mens met als belangrijkste kenmerk het menselijk ingrijpen in de natuur, heeft volgens Latour de oude bestuurscultuur afgedaan. De politieke praktijk van vandaag vraagt om nieuwe concepten en nieuwe woorden: een nieuw vocabulaire. 

Kortzichtigheid

De rationele en instrumentele aanpak van het neoliberalisme heeft zijn tijd gehad. De huidige (klimaat)problemen lossen we niet meer op met regelgeving alleen. De politieke en bestuurlijke praktijk heeft er een morele dimensie bij gekregen. Latour brengt de klimaatverandering in verband met de (neoliberale) ‘deregulering’: de marktwerking en als gevolg daarvan de enorm toegenomen ongelijkheid. De dreiging van verlies van welvaart ten gevolge van migratiestromen om de gevolgen van de opwarming voor te zijn, heeft volgens Latour geleid tot de huidige kritiek op de globalisering en het verlangen terug te keren naar de bescherming die de natiestaat zou hebben geboden. Het besef te leven op één planeet in één unieke biotoop lijkt verder weg dan ooit. Kortzichtige nationale belangen dreigen het te winnen van het algemeen belang op langere termijn, hetgeen onder meer blijkt uit de verkiezing van populisten als Trump en Orban, en uit de Engelse keuze voor Brexit.

Het recht op een schoon milieu is steeds meer een mensenrecht aan het worden.

Dezelfde kortzichtigheid blijkt uit de reactie van de Shell-directie op de gerechtelijke uitspraak, waarbij de rechter oordeelde dat Shell een zelfstandige verantwoordelijkheid heeft om de klimaatverandering aan te pakken. Direct na het oordeel van de rechter barstte een felle discussie los. Oud-Shell-topman Jeroen van der Veer haalde de KLM erbij en beweerde dat er echt niet minder gevlogen wordt en dat de automobilist gewoon een pomp verder rijdt. Het belangrijkste argument van Shell is dat de rechter er niet over gaat. Shell vindt dat het aan het bedrijf zelf is - en aan niemand anders - om te bepalen hoe het einddoel behaald wordt. Parijs is een akkoord tussen landen, dat geen verplichtingen voor bedrijven schept. En verder is het de consument die de keuze maakt wel of niet de producten van Shell af te nemen
Niet-mensen

Wat de zaak uniek maakt, is dat Shell zich volgens de rechter niet mag verschuilen achter het feit dat landelijke verplichtingen niet voor bedrijven gelden of dat haar consumenten en aandeelhouders geen boodschap hebben aan een snelle terugdringing van CO2.

Volgens de rechter heeft Shell de morele plicht om een gevaarlijke klimaatverandering in de toekomst tegen te gaan. Met name de verwijzing naar mensenrechten blijkt bij milieurechtszaken van belang, zo laat Laura Burgers (2020) in haar proefschrift* zien. Rechters oordelen streng over het schenden van mensenrechten en daar is sprake van als bijvoorbeeld ten gevolge van de opwarming van de aarde mensen overlijden. Het recht op een schoon milieu is steeds meer een mensenrecht aan het worden. En mensenrechten zijn bij uitstek geschikt om ingeroepen te worden tegen de overheid.

Burgers verdiepte zich voor haar promotie in de rol van de rechtspraak in klimaatzaken. Ze ziet een groeiend besef dat ook de natuur eigen rechten heeft: “In Nieuw-Zeeland zijn al rechten toegekend aan een rivier.” Daarmee raakt Burgers aan de kernboodschap van Latour. In Wij zijn nooit modern geweest (1991) beschrijft Latour hoe onze technologie en onze leefomgeving een belangrijk aandeel hebben in de wijze waarop wij de samenleving inrichten en, als direct gevolg daarvan, onze wijze van leven beïnvloeden. In Het parlement van de dingen (2020) stelt Latour dat de huidige ecologische realiteit ons dwingt tot een heroverweging van de hiërarchische relatie tussen wetenschap, politiek en bestuur. Wetenschappelijk onderzoek is geen puur theoretische aangelegenheid, maar allereerst een sociale praktijk, waarin belangen een grote rol spelen. Sommige belangen worden goed vertegenwoordigd door invloedrijke woordvoerders, terwijl andere zaken en dingen géén stem hebben. Latour doelt dan op alle niet-mensen, zoals dieren en bossen, maar ook rivieren en zeeën.

Moreel verantwoordelijk

De beleidsmakers van vandaag moeten erkennen dat zowel mensen als niet-mensen van invloed zijn op onze leefwijze en dat wij om die reden daarmee een samenwerking moeten aangaan. In een interview in Trouw zegt Latour: “Nederlanders die hun land inrichten met techniek doen hetzelfde als termieten die hun heuvels bouwen. Of je nou een bever bent, een termiet, een vogel of een Nederlander: je bouwt een plaats om te wonen. Het grote verschil zit natuurlijk in de schaal. De manier waarop wij, mensen, onze omgeving bouwen, heeft verwoestende effecten op andere ecosystemen. Daarom heet onze tijd het Antropoceen.” 

Latour erkent dat rekening houden met de huidige ecologische realiteit veel vraagt van politici en bestuurders. Als de hele aarde ons levensterrein is, moeten we die aarde in kaart brengen. We moeten beschrijven hoe wij voor ons voortbestaan van de aarde afhankelijk zijn en hoe wij met alle andere aardbewoners samenleven. Zo’n beschrijving levert de kaart waarmee we ons in het ecologisch krachtenveld kunnen oriënteren en die ons helpt om de goede keuzes te maken. 

Hoe die kaart er precies uit komt te zien, valt niet eenvoudig te voorspellen. Latour levert daarvoor een filosofische onderbouwing door te wijzen op de rechten van groepen die tot nu toe geen stem hadden en door de morele eis op tafel te leggen verantwoordelijkheid te voelen voor alle niet-mensen. Latour vraagt zich vervolgens af: “Wat het betekent om moreel verantwoordelijk te zijn in deze tijd van het Antropoceen, in de tijd waarin wij het zijn die de aarde vormgeven, terwijl er ondertussen geen duidelijk herkenbaar ‘wij’ is dat met die verantwoordelijkheid kan worden belast?” Zijn filosofische analyse en onderbouwing vragen om een vertaling naar de concrete maatschappelijk praktijk van vandaag met de daarbij behorende bestuurlijke vragen.

Een gesprek agenderen en leiden over complexe praktijkvraagstukken vereist een stevige kennisbasis en heel wat overtuigingskracht.

Geen scheidsrechter 

Hier ligt een belangrijke taak voor de toegepast filosoof. Als woordvoerder van ‘Gaia’ (zoals Latour de aarde aanduidt) moet hij of zij opkomen voor de belangen van de aarde en haar bewoners, en het gesprek aangaan met politici en andere beslissers over een nieuwe vorm van politiek en een nieuwe vorm van organiseren. De toegepast filosoof moet deelnemen aan rondetafelbijeenkomsten en binnendringen in de bestuurskamers van kleine en grote organisaties. Dat zal lang niet altijd gemakkelijk gaan en eenmaal binnen wachten lastige gesprekken over conflicterende belangen met bestuurders en beslissers, die niet gewend zijn op deze manier ter verantwoording te worden geroepen. Een gesprek agenderen en leiden over zulke complexe praktijkvraagstukken vereist een stevige kennisbasis en heel wat overtuigingskracht.

Het gesprek agenderen over de morele dimensies van de klimaatcrisis roept al gauw verzet op. In navolging van klimaatsceptici, die graag twijfel zaaien over de gehanteerd data en computermodellen, nuanceren bestuurders en politici graag de voorspellingen of bagatelliseren hun eigen rol. Zolang de uitkomsten niet onomstotelijk vaststaan, behoeven we nog niet te handelen, zo betogen zij. Latour typeert deze denkwijze als een ‘rationele actietheorie’: we komen pas in actie als álle kennis over een probleem voor handen is. De toegepast filosoof dreigt terecht te komen tussen de belangen van de klimaatsceptici en van diegenen die vinden dat uitstel van handelen geen optie is. Nietsdoen of in actie komen: in beide gevallen gaat het om bestuurlijke keuzes. Er is geen scheidsrechter die bepaalt wie er gelijk heeft.  

De onderbouwing van de rechterlijke uitspraak in de Shell-zaak lijkt naar deze patstelling te verwijzen. Zo betoogde de rechter dat we niet kunnen wachten tot iedereen overtuigd is. Voor iedere politicus, bestuurder en burger geldt dat we nú moeten kiezen en dat we over die keuze verantwoording moeten afleggen. In zijn uitspraak wijst de rechter op onze morele plicht om zorg te dragen voor groepen die wel geraakt worden door het verslechterende milieu, maar die geen stem hebben binnen de huidige democratische rechtsstaat, zoals toekomstige generaties, mensen in andere landen, dieren, planten en dingen. 
Huichelachtig

Toch blijft de rol van de rechter in klimaatzaken controversieel. Mag de rechter iets zeggen over het milieu of is dat exclusief een taak voor politici en bestuurders? Veel juristen zijn van mening dat de rechter veel te ver is gegaan toen hij aan het einde van 2020 de Nederlandse staat dwong de uitstoot van broeikasgassen met 25 procent te verminderen ten opzichte van 1990. Zij vinden het milieu een zaak voor de politiek, waar de rechter zich niet mee moet bemoeien.

Rechtsfilosoof Asfan Ellian betoogt in Trouw dat de tussenkomst van de rechter geen goede zaak is, omdat politieke uitspraken de samenleving uit evenwicht trekken. Hoewel de overheid deze tussenkomst misschien zelf over zich heeft afgeroepen, door zich niet aan afspraken te houden, hoort een rechter zich daar toch niet over uit te spreken. Ellian wijst op de bredere taak van de overheid: “De staat dient de balans te bewaren. Waar moet ze de inwilliging van de Urgenda-eis van betalen? Dat vraagt om afgewogen keuzes. Als we, om eens een keus te noemen, een flinke bezuiniging op de gezondheidszorg doorvoeren, dan kost dat levens - en dat is meteen in strijd met het recht op leven. Vergeet niet dat klimaat niet het enige onderwerp is dat telt. Als rechters opdrachten gaan uitdelen aan kabinetten en organisaties gaan ze op de stoel van het parlement zitten; ze trekken zo de samenleving uit het lood”. 

De toegepast filosoof heeft de ongemakkelijke taak om Shell duidelijk te maken dat het wel klopt wat het bedrijf doet, maar dat het niet deugt.

Jellian wijst op nog een ander effect van het inschakelen van rechters bij wat in principe politieke keuzes zijn. De politiek houdt zijn handen schoon door te wachten tot het moment dat een rechterlijke uitspraak de staat dwingt. Ellian noemt dat huichelachtig. De cynische werkelijkheid is dat aarzelende politici en actievoerders elkaar ontmoeten in de rechtszaal. Beleidsmakers ontlopen op deze wijze hun eigen verantwoordelijkheid.

Normatieve professionals

Kennelijk is het nog steeds nodig om politici en bestuurders te wijzen op de plicht om verantwoordelijkheid te nemen voor de klimaatcrisis. De Shell-leiding mag zich niet langer verschuilen achter het feit dat zij zich netjes aan het Parijs-akkoord houdt. Ze  moet gewezen worden op het feit dat zorg dragen voor toekomstige generaties een morele plicht van het bedrijf zelf is. Bestuurders dat besef bijbrengen, is precies de taak van de toegepast filosoof. Hij of zij heeft de ongemakkelijke taak om Shell duidelijk te maken dat het wel klopt wat het bedrijf doet, maar dat het niet deugt. 

De druk om de klimaatverandering serieus te nemen, moet het Shell-bestuur niet van buiten krijgen, maar dient onderdeel te zijn van de eigen bedrijfscultuur. Intern moet het besef doordringen dat bedrijven hun voortbestaan doordat zij zich netjes aan voorschriften houden, maar dat het recht op overleven van toekomstige generaties een morele plicht voor het bedrijf betekent. 
De rol van de toegepast filosoof hierbij is zeker geen gemakkelijke. Zo moet hij in staat zijn om met medewerkers in debat te gaan over morele standaarden en - in interactie met anderen - nieuwe kennis en nieuwe procedures ontwerpen. Hij moet oordelen kunnen formuleren en keuzes motiveren op grond van onvolledige of beperkte informatie. Om het heden te vernieuwen, gebruikt hij zijn verbeeldingskracht over de toekomst. Hij beschouwt praktijkvraagstukken vanuit een metaperspectief, geeft input voor transfers naar andere praktijken en bewerkstelligt zo praktijkinnovaties. 

De complexiteit van de klimaatcrisis vraagt om een nieuw soort professional. Normatieve professionals handelen vanuit moreel besef, houden daarbij rekening met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden en zijn in staat hun adviezen duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op de politici, bestuurders en belangengroepen van vandaag. Met andere woorden: de politiek en het bedrijfsleven kunnen niet langer zonder de toegepast filosoof.

Geef een reactie

Abonneer
Laat het weten als er

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
Neem contact op met de redactie van Phronèsis Magazine
Heb je een goed idee, wil je met ons van gedachte wisselen of heb je een vraag? We horen graag van je.
Contact opnemen
paperclipcamera-videobookmagnifiercrossmenu
linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram