< Terug naar verzamelpagina
Auteur: Martin Slagter
Deel artikel
De ‘klievende roman’

Opwaaiende zomerjurken (1979) van Oek de Jong

Als er één boek is dat mij en een groot deel van mijn leeftijdgenoten diepgaand beïnvloed heeft, dan is het wel Opwaaide zomerjurken van Oek de Jong, het boek dat september 1979 verscheen en insloeg als een bom. Gedurende de hele winter van 1979 - ik was 26 jaar - nam ik het boek als een bijbel overal mee naartoe, herlas voortdurend zekere passages, proefde opnieuw de briljante zinnen en nam me voor, zoals velen met mij destijds, ook ooit zo’n boek te schrijven.

Voor deze rubriek haal ik het boek uit mijn boekenkast. Zou het de tand des tijds hebben doorstaan? Of zou het gedateerd zijn als de boeken van Vestdijk en Couperus, reuzen uit de Nederlandse literatuur maar - naar moderne maatstaven - praktisch onleesbaar geworden? Ik nam de proef op de som en herlas het boek. En werd er opnieuw door overweldigd. Opwaaiende zomerjurken is een boek dat de lezer uitput. Het is een klassieke coming of age-roman die in drie delen (Oskar Vanille, Het Systeem en Scherm der reflexie) de ontwikkelingsgang van hoofdpersoon Edo Mesch beschrijft. Hoewel ‘beschrijven’ hier niet het juiste woord is voor wat er in het boek gebeurt. Elk deel bestaat uit een verzameling fragmenten die, zelden chronologisch, in hoog tempo en aan de hand van talloze kleine gebeurtenissen de veelzijdige en genuanceerde binnenwereld van Edo Mesch onthullen. Binnen al die fragmenten, zelfs binnen alinea’s, vinden voortdurend wisselingen van vertelperspectief en tijd plaats. ‘Ik’ wordt ‘hij’, ‘geeft’ wordt ‘gaf’. Ik ken geen andere roman die zo koortsachtig gebruik maakt van zoveel tijdsprongen, terugblikken en perspectiefwisselingen. En geen andere roman waarbij deze versplinterde vorm zo naadloos aansluit bij de grillige inhoud. Het is een riskante techniek, maar hier is zij volbracht.

LEVENSWIL

Edo Mesch is een hemelbestormer, een onvermoeibare waarheidszoeker, schouwer van ‘het essentiële’. Hij wil “het onzichtbare leven zichtbaar maken”, hij wil samenhangen zien en verlost worden van de dualiteit gevoel-verstand. Op jonge leeftijd (‘Oskar Vanille’ is dan zijn bijnaam) ontdekt hij het gevoel van onbeweeglijkheid, “dat hem maakte als een steen op de bodem van een kolkende beek”. Het is het verlangen om los te komen van alle dingen. “Vlieg er maar als een vogeltje boven,” zei zijn moeder, die hem dit verlangen al heel vroeg bijbracht. Als puber is Edo op zoek naar een alomvattend Systeem dat een goddelijk inzicht verschaft in de samenhang van alles. “Hij stelde zich voor dat het systeem klaar was, oogverblindend helder, eenvoudig, elegant en symmetrisch. Hoe heerlijk zou het zijn om gewoon met de anderen om te gaan terwijl dat systeem rustig in zijn hoofd lag te glanzen.” In het laatste deel is Edo even in de twintig en groeit de afstand tot ‘de anderen’. Hypersensitief en hyperreflexief slaat hij zichzelf voortdurend gade. Tevergeefs probeert hij door het scherm der reflexie heen te breken. Dit culmineert in een dramatische slotscene op het water van een Fries meer, waar hij door de harde wind uit zijn zeilboot overboord wordt geslagen. Na een halfslachtige zelfmoordpoging blijkt zijn levenswil sterker dan de dodelijke neiging tot zelfdestructie en hijst hij zich met zijn laatste krachten weer aan boord, onderwijl zijn triomf fluisterend: “Ik wil. Ik wil. Ik. Wil.”

DE ORDE VAN HET VERHAAL

Een manier om de chaos te bestrijden is het schrijverschap: ‘de orde van het verhaal’. In deel twee maakt de puber Edo voortdurend aantekeningen. We lezen hier zinnen als: “Er zijn de gebeurtenissen, er zijn mijn gedachten over die gebeurtenissen, maar wat er werkelijk gebeurd is, begrijp ik niet, en dat is onuitstaanbaar. Dit onderweg noteren.” In het laatste deel is Edo daadwerkelijk schrijver en observeert hij zijn eigen leven. Alles wat hij meemaakt, is input voor zijn schrijverschap, dat ordenend werkt. “Dan schrijft hij. Hij houdt ervan om in stenoschriften te werken. De bladzijden zijn bedrukt met dicht op elkaar staande lijntjes. Onder zijn wilde, bijna onleesbaar geworden handschrift, onder de emoties ligt onveranderlijk en in serene rust de structuur van negenenveertig lichtgrijze lijntjes.”

Niet in de laatste plaats is Opwaaiende zomerjurken een evident filosofisch boek, dat mijn interesse in de (toegepaste) filosofie stevig heeft aangewakkerd. Op zoek naar het alomvattende Systeem gaat Edo Mesch te rade bij de presocratische natuurfilosofen van het oude Griekenland. “Hij wandelde in gezelschap van vereerde filosofen, onder wie Heraklitus, wiens Panta Rhei hij tot zijn verontwaardiging op de voorgevel van een aantal zomerhuisjes aantrof; en Empedocles, die zich in de krater van de Etna had gestort. Hij droomde ervan een leerling te zijn van Thales van Milete.” Net als de natuurfilosofen is Edo op zoek naar een alles verklarend eerste beginsel. De hele roman Opwaaiende zomerjurken is op te vatten als een zoektocht naar dit beginsel, dat Edo uiteindelijk vindt in de nietzscheaans levenswil van het sublieme slotakkoord.

Geef een reactie

Abonneer
Laat het weten als er

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
Neem contact op met de redactie van Phronèsis Magazine
Heb je een goed idee, wil je met ons van gedachte wisselen of heb je een vraag? We horen graag van je.
Contact opnemen
paperclipcamera-videobookmagnifiercrossmenu
linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram