Auteur: Sake van der Wall
Deel artikel
Over de invloed van nieuwe media op het denken

Het medium is de boodschap

Er was een einde gekomen aan de traditie van het Europese literaire humanisme, stelde de Oostenrijks-Joodse schrijver Stephan Zweig in zijn memoires De wereld van gisteren in de zomer van 1941. Niet langer was het zinvol om door middel van het woord te streven naar eenheid tussen de Europese volkeren, zoals hij in de decennia daarvoor had gedaan. 

Er was een einde gekomen aan de traditie van het Europese literaire humanisme, stelde de Oostenrijks-Joodse schrijver Stephan Zweig in zijn memoires De wereld van gisteren in de zomer van 1941. Niet langer was het zinvol om door middel van het woord te streven naar eenheid tussen de Europese volkeren, zoals hij in de decennia daarvoor had gedaan. 

 

Nu was volgens Zweig het probleem niet dat er geen goede literatuur meer werd geschreven - er waren genoeg goede schrijvers, net als hij gevlucht voor de nazi’s - maar dat het ontzag voor het geschreven woord verloren was gegaan. Niet langer konden romans en pamfletten de massa’s ‘innerlijk bewegen’ en het publiek raakte niet meer verontwaardigd over leugens van machthebbers of over schendingen van het volkerenrecht of de menselijkheid.

 

Donkerste uur

Zweig weet de teloorgang aan de opkomst van een nieuw medium: de radio. Door het eindeloze geklets op de radio was het ‘morele wereldgeweten vermoeid en uitgeloogd geworden’. De voortdurende stroom aan informatie had de ‘oren en de zielen van de massa overstroomd’, waardoor het publiek gelaten reageerde op de anti-humaniteit en de leugens van Hitler. Schrijvers hadden halverwege de twintigste eeuw niet langer morele autoriteit in het politieke landschap.

Zweig schreef zijn observatie op toen Europa zijn donkerste uur beleefde. De nazi’s bombardeerden Londen en waren de Sovjet-Unie binnen gevallen. Achter de linies van het oostfront jaagden Einsatzgruppen op Joden en de Verenigde Staten hielden zich voorlopig van de oorlog afzijdig. Zweig zelf zat aan de veilige kant van de Atlantische oceaan - hij was al in 1934 uit Oostenrijk gevlucht - maar pleegde enkele maanden na de voltooiing van zijn memoires zelfmoord. Het boek kan ook als afscheidsbrief worden gelezen. 

 

In een wereld waarin alles leuk is, gaat de waarheid als democratisch principe ten onder. 

 

Volle wasdom

Er zijn veel paralellen tussen de tijd van Zweig en nu. Ook nu is extreemrechts in opkomst, al hebben ze nog lang niet zo veel schade aangericht als tachtig jaar geleden. En ook nu zijn er analyses dat de nieuwe media van deze tijd vooral radicaal- en extreemrechts groter maken. Denk aan de verhalen dat het vele nepnieuws op Facebook en Twitter in 2016 aan de verkiezingszege van Trump heeft bijgedragen, of aan de opinie van Sander Schimmelpenninck die stelt dat “door de voortdurende tapijtbombardementen van extreemrechts op sociale media onze realiteitszin wordt aangetast”. Of denk aan de radicaal-rechtse agitator Steven Bannon die het concept flooding the zone propageert: het publiek met zo veel, vaak tegenstrijdige berichten bombarderen dat men gedesoriënteerd raakt en niet meer weet wat waar of onwaar is.

Maar de informatiestromen die via televisie en sociale media op het publiek worden afgevuurd, zijn nog veel groter dan tachtig jaar geleden. Moeten we de klachten van Zweig, die het geklets op de radio al problematisch vond, dan lezen als een relativering van de huidige mediakritiek? Doen huidige klachten over sociale media over tachtig jaar net zo gedateerd aan als de klachten van Zweig over een onschuldig medium als radio? Je kunt er ook - en daartoe neig ik - een profetische waarschuwing in lezen. Het probleem dat zich in het interbellum ontkiemde, is tegenwoordig tot volle wasdom gekomen.    

 

Gevaarlijke nonsens

Zweig was niet de eerste die opmerkte dat een nieuw medium de cultuur verandert. Twee en een half duizend jaar voor Zweig schreef Plato bijvoorbeeld dat door de opkomst van het geschreven woord het denken tot stilstand komt. En Zweig was ook zeker niet de laatste.  

In 1985 publiceerde de Amerikaanse mediatheoreticus Neil Postman zijn boek Amusing Ourselves to Death: Public Discourse in the Age of Show Business. Het was een analyse van de verwoestende effecten van televisie op de Amerikaanse cultuur. Door televisie was volgens Postman het publieke discours op een gevaarlijke manier veranderd. Het had zo’n dominante invloed in het medialandschap, dat het publieke debat was getransformeerd tot ‘gevaarlijke nonsens’. 

Postman probeerde in het boek uitputtend te beschrijven hoe die transformatie precies plaatsvond. Zijn analyse gaat daarmee dieper dan de observaties van Zweig. Postman poneerde dat televisie niet alleen voor entertainment zorgde (wat hij geen bijzonder punt vond en hij was op zich ook niet tegen vermaak), maar dat het medium televisie ervoor zorgde dat alles - politiek, educatie, religie, nieuws, informatie - in de eerste plaats vermaak moest zijn. En in een wereld waarin alles leuk is, gaat de waarheid als democratisch principe ten onder. 

 

Rooksignalen

In een televisiedebat aan het begin van de jaren tachtig over de mogelijkheid van een nucleaire holocaust, was bijvoorbeeld nauwelijks sprake van een serieuze uitwisseling van ideeën. De aanwezige topwetenschappers en politici leken een show op te voeren om de kijkers te vermaken. Sesamstraat mocht dan bedoeld zijn als een educatief programma, stelde Postman, wat kinderen er vooral van leerden was dat televisie leuk was (en dat leren leuk moest zijn).

Door televisie was de op waarheid gerichte schriftcultuur veranderd in een op vermaak gerichte beeldcultuur. De opkomst van televisie was daarmee vergelijkbaar met andere grote omwentelingen. Een paar eeuwen voor Christus kwam er door de opkomst van het alfabet in Griekeland bijvoorbeeld een einde aan de orale cultuur. En door de uitvinding van de boekdrukkunst werd kennis opeens op grote schaal reproduceerbaar, wat een grote culturele dynamiek met zich meebracht. Al deze breuken werden veroorzaakt door de opkomst van een nieuw medium.

 

Postman was een leerling van de twintigste-eeuwse mediafilosoof Marshall McLuhan, die het beroemde aforisme ‘The medium is the message’ muntte. Invloedrijker dan de boodschap, stellen Postman en McLuhan, is het medium waarin dat gebeurt. Ieder medium heeft namelijk eigen uitdrukkingsmogelijkheden die het denken sturen en daarmee een eigen discours scheppen. Met rooksignalen kun je moeilijk een filosofisch debat voeren, terwijl het geschreven woord een filosofische conversatie met vreemden op een andere plek of zelfs in een ander tijdperk mogelijk maakt.

 

De vaardigheid om leugens en contradicties te ontdekken was verloren gegaan.

 

Eigen betekenis

Een medium is dus niet neutraal. Media zijn geen neutrale boodschappers of doorgeefluiken. Ieder medium heeft een eigen bias: een manier waarop het ervan gebruik voor de hand ligt. Media zijn vormend voor de manieren van uitdrukken, voor de ideeën die erin worden uitgedrukt, voor de gebruiken die er door ontstaan en voor het denken van de gebruikers ervan. In de woorden van Postman: 

 

“[T]echnological changes in our modes of communication are even more ideology-laden than changes in our modes of transportation. Introduce the alphabet to a culture and you change its cognitive habits, its social relations, its notions of community, history and religion. Introduce the printing press with movable type, and you do the same. Introduce speed-of-light transmission of images and you make a cultural revolution. Without a vote. Without polemics. Without guerrilla resistance. Here is ideology, pure if not serene.”

 

De opkomst van een nieuw dominant medium kan zo zorgen voor een herijking van standaarden die het leven reguleren, omdat het de definities van zaken als het spreken van de waarheid, goed geïnformeerd zijn en sociale relaties op losse schroeven zet. Lezen op een iPad is bijvoorbeeld iets anders dan het lezen van een boek. Leren van een scherm is iets anders dan leren van een docent. Vriendschap op Facebook is iets anders dan vriendschap met een klasgenoot. Ieder medium heeft een eigen betekenis van ‘lezen’, ‘leren’ en ‘vriendschap’.    

 

Herwaardering waarden

Het dominante medium bepaalt zo de epistemologie van een cultuur. Wat in een cultuur als politiek wenselijk wordt gezien, wat belangrijk wordt gevonden en vooral wat men voor waar houdt, wordt bepaald door het medium. Waarheidsspreken is in een orale cultuur bijvoorbeeld iets heel anders dan in een cultuur die gedomineerd wordt door het schrift, zoals de academische cultuur. Of zoals Postman het uitdrukt:

 

“Because of the way it [a medium] directs us to organize our minds and integrate our experience of the world, it imposes itself on our consciousness and social institutions in myriad forms. It sometimes has the power to become implicated in our concepts of piety, or goodness, or beauty. And it is always implicated in the ways we define and regulate our ideas of truth).”

 

Niet Nietzsche, maar televisie zorgt voor een herwaardering van alle waarden…

 

Wat was de epistemologie van de nieuwsvolger in het tijdperk van televisie? Het televisiejournaal was, analyseert Postman, een opeenvolging van losse items zonder enig verband. De items duurden op zijn langst enige minuten en hadden geen enkele inhoudelijke zwaarte. Volgens Postman konden ze ook niet serieus genomen worden, omdat het ene nieuwsfragment weer uit de kijker zijn hoofd moest zijn, als het volgende begon. Een diepgravend gesprek, een serieuze analyse of goede overdenking was dus niet mogelijk. Verder werd de waarheidswaarde van een fragment afgelezen aan de geloofwaardigheid van de nieuwslezer, waarbij die geloofwaardigheid op uiterlijkheden was gebaseerd. Geloofwaardigheid had de realiteit vervangen, aldus Postman.

 

Schoonheid is nog niet uit de wereld verdwenen en filosofie lijkt populairder dan ooit.

 

Incoherent wereldbeeld

Het leverde volgens Postman een schizofreen, gefragmenteerd wereldbeeld op. Hij vergeleek het journaal met een variétéshow, waarin de ene sketch aan de andere werd geregen, puur om de kijker te vermaken. De invloed hiervan illustreerde hij aan de hand van de leugens van de Amerikaanse president Ronald Reagan. In 1983 stond er een bericht in de New York Times dat de medewerkers van Reagan zich minder zorgen waren gaan maken over de onwaarheden en misleidende beweringen van de president. Ze hadden namelijk gemerkt dat die steeds minder aandacht kregen in de media omdat het publiek er eigenlijk geen interesse in had. 

 

Het was volgens Postman een verhaal over hoe nieuws werd gedefinieerd - een zeer problematisch verhaal, omdat er “geen vrijheid kan zijn als een gemeenschap de vaardigheid heeft verloren om leugens te ontmaskeren.” De desinteresse van het publiek kwam volgens Postman enerzijds doordat het publiek de leugens niet amusant vond, maar er was nog een diepere reden: de vaardigheid om leugens en contradicties te ontdekken was verloren gegaan. Door opeenvolging van televisie-items hadden de Amerikanen een incoherent wereldbeeld gekregen. Het viel daardoor niet meer op als een president de ene keer A zegt en de andere keer B.  

 

Dieper nadenken

Wat betekenen de ideeën van Zweig en Postman voor ons? Postman trok een rechte lijn van de uitvinding van de telegraaf, via de uitvinding van de radio, naar het tijdperk van de televisie. Maar kan de lijn verder worden doorgetrokken naar de huidige tijd, of hebben het internet en de sociale media voor een nieuwe breuklijn gezorgd? Welke epistemologie is er in onze cultuur ontstaan door sociale media en streamingsdiensten? Wat zijn de ingebouwde biases van nieuwe technieken in het onderwijs, zoals de laptop en de tablet? En hoe verandert ons onderwijs wanneer we boeken van een scherm lezen waarop we tegelijkertijd aan het candy-crushen zijn? 

Eén van de waarden van het werk van Postman is dat dit soort vragen scherp gesteld kunnen worden. Bij mediakritiek worden vaak een paar goede effecten tegenover een paar slechte effecten gezet, waarna er een positieve dan wel negatieve conclusie wordt getrokken. Het ontbreekt aan een duidelijke analyse van wat een medium precies doet. Welke ideologie heeft het medium? Postman (en ook McLuhan) reikt ons de concepten aan om dieper na te denken over de transformaties die een cultuur ondergaat door de opkomst van een nieuw medium.

 

Een korte illustratie uit mijn eigen professionele leven: door de opkomst van tablets en telefoons is een klas van een informatiearme omgeving veranderd in een informatierijke. De docent is maar één van de vele plekken waar de leerling informatie vandaan haalt; de leerling kan ook aan ChatGPT vragen om de kritiek op causaliteit van Hume uit te leggen. Door communicatiemiddelen als Teams zijn de grenzen van de les bovendien diffuus geworden. Leerlingen kunnen op ieder moment van de dag de leraar een vraag stellen. Het hoeft niet meer op maandagmiddag tussen half twee en drie te gebeuren, of zoals Postman het zou stellen: de betekenis en een les is veranderd en heeft een deel van zijn waarde verloren.

 

Filosofie en mediawijsheid

Materialistische benaderingen van media zoals die van Postman en Zweig hebben als nadeel dat ze deterministisch zijn. Kunnen we ons ontworstelen aan een door media gedomineerde beeldcultuur, waarin mensen geen gesprekken meer voeren, maar elkaar alleen nog maar vermaken, terwijl ze worden volgepompt met betekenisloze feiten die als laatste nieuws worden verkocht? Je kunt misschien met veel moeite je smartphone wegdoen, de televisie uitzetten of je Instagram-account deleten. Maar wat bereik je daarmee, behalve dat je jezelf buiten een maatschappelijke orde plaatst?  

Postman zag als enig mogelijke oplossing: bewustwording. De meest geschikte plek daarvoor was voor hem het onderwijs - een televisieprogramma over het medium televisie zou alleen maar eindigen in meer leeg vermaak. Hij eindigde zijn boek dus met een pleidooi voor filosofie en mediawijsheid, maar hij dacht dat het uiteindelijk weinig zoden aan de dijk zou zetten. Er rest ons volgens Postman uiteindelijk slechts amusement, tot de dood erop volgt. De vraag is natuurlijk of hij gelijk heeft en het werkelijk zo erg is. 

 

Literatuur

Stefan Zweig werkte zijn hele leven aan een humanistische literaire droom: door de literatuur zouden de Europese volkeren dichter bij elkaar moeten komen. Mede daarom was zijn desillusie in de jaren 40 zo groot. De literatuur had niet datgene kunnen bereiken waarvan hij droomde. Tachtig jaar later wordt er echter nog altijd veel moois gemaakt en geschreven, misschien zonder dat het grote politieke gevolgen heeft, maar schoonheid is nog niet uit de wereld verdwenen en filosofie lijkt - als tegenreactie op de mediale vervlakking? - populairder dan ooit. Misschien kunnen we ons daaraan vasthouden.

Sake van der Wall

Sake van der Wall (1979) studeerde taalfilosofie, literatuurwetenschap en journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft sinds 2010 voor De Speld en doceert filosofie aan een middelbare school. Tevens is hij als docent cultuur en media verbonden aan de Hogeschool voor Toegepaste filosofie. 

Geef een reactie

Abonneer
Laat het weten als er

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
Neem contact op met de redactie van Phronèsis Magazine
Heb je een goed idee, wil je met ons van gedachte wisselen of heb je een vraag? We horen graag van je.
Contact opnemen
paperclipcamera-videobookmagnifiercrossmenu
linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram