Auteur:
Deel artikel
Interview met Samira Bouchibti, auteur van Nederland is van ons allemaal

“Iedereen heeft recht op zelf nadenken”

Je zet je al jarenlang in voor jongeren. In de Tweede Kamer was je o.a. woordvoerder Jeugdzorg en ook lokaal heb je beziggehouden met jeugdbeleid in brede zin. Nu is er dit boek: Nederland is van ons allemaal, handboek voor burgerschap, bedoeld om burgerschapsonderwijs op maat aan te bieden. Vanwaar deze betrokkenheid bij jongeren en onderwijs?

“Ik heb zelf een schoolgaande dochter van 8 jaar, dus ik ben op dit moment direct betrokken bij het onderwijs. Maar onderwijs heb ik altijd heel erg belangrijk gevonden. Ook vanuit mijn eigen achtergrond als dochter van twee analfabete migrantenouders. Goed onderwijs voor alle kinderen is belangrijk en een recht. De kwaliteit van ons onderwijs glijdt al 20 jaar af. Jongeren gaan van school zonder fatsoenlijk te kunnen lezen, schrijven of rekenen. En er is ook sprake van stagnatie op het gebied van burgerschaps- en cultuuronderwijs.”

Hoe zie je dat in relatie tot categoraal onderwijs? “Categoraal onderwijs aanbieden is een keuze en geen plicht. Volgens een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) hebben vmbo'ers, havoleerlingen en vwo'ers weinig contact met jongeren met een andere achtergrond. Dit kan leiden tot een grote afstand tussen verschillende groepen in de samenleving. Waarom zetten scholen en gemeenten niet in op brede scholen? En waarom doen we nog steeds aan vroege selectie? We weten allemaal dat dit niet goed is voor de leerresultaten van kinderen. Nu worden kinderen al op 11 of 12-jarige leeftijd geselecteerd voor óf theoretisch óf beroepsgericht leren. Een doorlopende leerlijn tot een jaar of veertien, of ouder, biedt meer ruimte aan kinderen om zich te ontwikkelen. Met brede scholen breng je de kinderen niet alleen samen, maar de leerprestaties zijn ook beter op deze scholen.” “Ik maak me oprecht zorgen over het dreigende verlies van samenlevingsverbanden en het toenemende ‘wij/zij-denken’. Als er geen verandering komt in de samenstelling van scholen, zal de scheiding tussen jongeren met verschillende sociale achtergronden, vooral die mét en die zónder een migratieachtergrond, in de toekomst alleen maar toenemen. Hierin spelen niet alleen sociaaleconomische en demografische factoren een rol, maar ook factoren als de inrichting van het onderwijs en de ‘witte vlucht’. Als je dat bekijkt in termen van kansengelijkheid, dan ligt hier natuurlijk een hele grote opdracht.”

Niet-opgeleide, analfabete ouders kunnen liefdevol en warm zijn, maar hun kinderen worden helaas met een achterstand opgezadeld.

De titel van je boek is: ‘Nederland is van ons allemaal’. Wie is de ‘ons’? “Met ‘ons’ bedoel ik iedereen die in Nederland woont. Dat zijn dus alle ruim 17 miljoen huidige inwoners. Mensen moeten eerlijk beloond worden voor hun werk. En jongeren hebben recht op kwalitatief goed onderwijs en gelijke kansen. Nederland is van ons allemaal en niet alleen van de elite of van kinderen van hoger opgeleide en rijke ouders. Deze mensen en hun kinderen vinden hun weg wel. Het risico op een onderwijsachterstand is bij een kind van ouders met een lage sociale en economische status het grootst. Niet-opgeleide, analfabete ouders kunnen liefdevol en warm zijn, maar hun kinderen worden helaas met een achterstand opgezadeld. Hier moeten we iets aan doen! Ik vind het een vorm van beschaving als je als samenleving ervoor zorgt dat alle kinderen gelijke kansen krijgen en mee kunnen komen.”

Wordt dat ook zo ervaren door de jongeren die je spreekt? Dat Nederland ‘van ons allemaal is’? Voelen zij zich Nederlander? “Heel veel studenten hebben moeite met hun plek vinden in de samenleving. Zij ervaren dat ze, hoe hard ze ook werken en wat zij ook doen om erbij te mogen horen, nooit volwaardig deel uitmaken van deze samenleving. Ze hebben het gevoel dat ze minder kansen krijgen om iets waardevols neer te zetten, omdat ze worden beoordeeld op hun huidskleur of hun culturele of religieuze achtergrond. Wij weten al jaren dat een aanzienlijk deel van onze jongeren opgroeit in een witte of een zwarte bubbel. En dat zij zich in sociaal, economisch, cultureel, religieus en intellectueel opzicht gescheiden werelden ontwikkelen. Jongeren komen niet alleen op een steeds grotere afstand van de samenleving te staan maar ook van elkaar. Andere culturen kennen zij voornamelijk van internet of sociale media, waar de vooroordelen die ze vaak hebben, worden bevestigd. Het ‘wij/zij-denken’ is gemeengoed geworden. Veel jongeren, hier geboren en getogen, zeggen ‘Ik ben geen Nederlander en dat wil ik ook niet zijn. Zij willen ons niet, dan wil ik ook niet bij hen horen’. En hoe ouder ze worden, hoe meer ik dat hoor. Ze vragen aan mij wat dat is: Nederlander zijn. Ik geef daar geen antwoord op, maar ga met de leerlingen op zoek naar het antwoord.” “Ik kan zelf wel uitleggen waarom ik me Nederlander voel of niet, maar ik vind dat zij hier zelf over na moeten denken. Samen zoeken we antwoord op vragen als: wat hebben wij gemeen? Wat bindt ons en wat delen wij? Hierover gaan wij in dialoog. En natuurlijk kunnen we het ook hebben over de verschillen in opvattingen en meningen. We hoeven het niet altijd met elkaar eens te zijn. Consensus is niet het doel. Het doel is leren om met elkaar in gesprek te gaan, ook over moeilijke en gepolariseerde thema’s. En zomaar iets roepen volstaat niet: als je iemand wilt overtuigen moet je argumenten inzetten. En ook naar anderen luisteren en vragen stellen.” “Het mooie is, dat je dit soort filosofische gesprekken overal kunt voeren. Ik ben soms op basisscholen en dan hebben we het twee uur lang over artikel 1 van de Grondwet (zie kader). Twee uur lang, maar het werkt, omdat de kinderen aanslaan op de vragen. En ik sla aan op hun antwoorden. Ik laat leerlingen niet alleen van buiten naar binnen denken, maar ook van binnen naar buiten voelen. En zij moeten vooral zelf leren nadenken. Dus niet ‘mijn ouders of vrienden vinden’ maar ‘ik vind’. Kinderen zijn echt hele bijzondere mensen. Zij weten niet alleen heel erg veel maar ook veel meer dan zij zelf denken. Ik geloof in kinderen.”

Kinderen zijn echt hele bijzondere mensen. Ik geloof in kinderen.

Om goed met vragen van leerlingen om te kunnen gaan moet je ook goed kunnen luisteren. Denk je dat docenten over voldoende gespreks- en luistervaardigheden beschikken? “Heel veel docenten wel. En andere niet. Ik heb zelf op een katholieke basisschool gezeten, waar je vooral moest luisteren omdat er veel werd gezonden. Wij leven nu in een andere tijd, waarin een docent ook moet kunnen ontvangen. Gelukkig krijgen leerlingen in deze tijd veel meer de ruimte. Om te praten, denken en om te leren discussiëren of filosoferen. Het is belangrijk dat je als docent je leerlingen kunt begeleiden bij zulke gesprekken. Dat er niet alleen maar meningen gespuid worden, maar dat die ook worden onderbouwd. Dat je ook naar de standpunten van anderen leert luisteren. En dat je leerlingen die niet uit zichzelf het hoogste woord hebben, ook gespreksruimte biedt. Dat zijn gespreksvaardigheden waarin docenten opgeleid of bijgeschoold moeten worden.”

Je boek en de bijbehorende website is een ware schatkist vol informatie. Hoe wordt het boek in de praktijk gebruikt? “Je moet het handboek zien als een breed en rijk aanbod van veel verschillende thema’s en onderwerpen, die allemaal door docenten gebruikt kunnen worden om lessen op maat te maken. En vooral om gesprekken aan te gaan. Dit kan op alle niveaus. Je kunt bijvoorbeeld artikel 11 van de Grondwet bespreken: de onaantastbaarheid van het lichaam en het recht op zelfbeschikking. In het kader van het thema ‘zelfbeschikking’ kun je het hebben over het recht om verliefd te worden op wie je wilt of            te trouwen met wie je wilt. Maar ook over euthanasie of het recht op abortus, als je dit thema met studenten bespreekt. Het handboek biedt verschillende handvatten om ethische vraagstukken te verhelderen en samen te bespreken. Met de Grondwet als leidraad. Verschillende kernwaarden worden uitgebreid behandeld, onder andere: vrijheid, solidariteit, gelijkwaardigheid. En ook de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging en de vrijheid van meningsuiting. De Grondwet is een uitstekend middel om in dialoog te gaan over belangrijke maatschappelijke en sociale onderwerpen. Tegelijkertijd leer je studenten welke rechten en plichten ze hebben en hoe ze zelf kunnen bijdragen aan onze samenleving.”

Burgerschapsonderwijs vraagt om brede, actuele kennis en goede gespreksvaardigheden. Docenten hebben al te maken met grote klassen en weinig tijd voor extra taken. Wat is er volgens jou nodig om burgerschapsonderwijs te laten slagen?

Geef een reactie

Abonneer
Laat het weten als er

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
Neem contact op met de redactie van Phronèsis Magazine
Heb je een goed idee, wil je met ons van gedachte wisselen of heb je een vraag? We horen graag van je.
Contact opnemen
paperclipcamera-videobookmagnifiercrossmenu
linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram